David Fray speelt Mozart
14 mei, 2025t/m 17 mei, 2025
Op 15, 21 en 24 april 2025 presenteert Conrad van Alphen Sinfonia Rotterdam in Amare, TivoliVredenburg en de Doelen. Het concert is een samenwerking met Conny Janssen Danst. Te gast is sopraan Ewa Tracz.
De uitgebreide toelichting op de composities, geschreven door Han van Tulder, leest u hieronder.
Henryk Górecki (1933-2010)
Symphony of Sorrowful Songs <1976>
I. Lento – sostenuto tranquillo ma cantabile
II. Lento largo – tranquillissimo
III. Lento – cantabile semplice
Henryk Górecki
Symphony of Sorrowful Songs
Henryk Górecki in 1993
Voor 1970 had bijna niemand ooit gehoord van de Poolse componist Henryk Górecki. Sinds het ‘Warschause Herfst Festival’ in 1956 genoten sommige naoorlogse Poolse componisten, zoals Witold Lutoslawski en Krzysztof Penderecki, van een internationale erkenning en van een zekere artistieke vrijheid. Dat, ondanks de afkeer van modernismen in de kunst (formalisme genoemd), dat het toenmalige communistische regime had. Dat gold niet voor Henryk Górecki. Alleen insiders kenden het weinig toegankelijke oeuvre van deze uit Katowice afkomstige vakgenoot. Zijn experimentele, dissonante en hoofdzakelijk serieel gebaseerde muziek kon maar weinig oren bekoren. In de loop van de jaren ‘70 begon Górecki zich van deze onharmonische stijl van muziek maken af te keren. Kennelijk realiseerde hij zich dat hij in deze ultra avant-gardistische richting geen brede waardering voor zijn muziek zou kunnen verkrijgen. Bovendien bekritiseerde Górecki in woord en muziek het autoritaire bewind in Warschau. Toen bijvoorbeeld paus Johannes Paulus een bezoek aan Katowice werd verboden, nam hij als openbaar protest ontslag als rector aan de muziekacademie van de stad. In 1981 componeerde hij voor groot koor een ‘Miserere’ om aandacht te vragen voor het hardhandig neerslaan van de acties van de verzetsbeweging ‘Solidarnosc’. Bij gelegenheid van het officiële staatsbezoek van de Poolse paus in 1987 componeerde Górecki het koorwerk ‘Totus Tuus’. Inmiddels had de componist zich gefocust op een middeleeuws georiënteerde, katholieke mystiek. Niet langer zocht hij zijn inspiratie in atonale constructies, maar in voor het oor eenvoudig klinkende, bijna eindeloos repeterende melodieën. Een vorm van ‘holy minimalism’, vergelijkbaar met de werken van de Estlandse componist Arvo Pärt en de Britse componist John Tavener.
In die periode ging Górecki op zoek naar Poolse traditionele melodieën, die hij zou kunnen verwerken in een nieuwe symfonie. Een driedelige symfonie zonder dissonanten, zonder Mahleriaanse bombast en zonder buitensporige hoogstandjes. In 1973 benaderde hij met die gedachte de Poolse folklorist Adolf Dygacz, die hem liet kennismaken met vier Silezische liederen. De melodie en de tekst van een van die liederen, de klaagzang van een moeder die haar zoon heeft verloren bij de Silezische opstanden in 1919-1921, greep hem zeer aan. Op dat gegeven baseerde hij het lange (ca 27 minuten) eerste deel van zijn bijna in totaal een uur lang durende symfonie.
Het eerste Lento opent duister, nauwelijks hoorbaar in de lage strijkers. Geleidelijk voegen de stemmen van de hogere strijkers zich bij de canon. De beklemming wordt steeds voelbaarder. Een klokgeluid van de gedempte piano kondigt het vocale aandeel van de sopraan aan Zij zingt op de melodie van een 15e-eeuwse hymne het ontroerende klaaglied van de moeder. Górecki geeft na de lamentatie de toehoorders geruime tijd om het verdriet bij henzelf binnen te laten dringen. De canon ebt langzaam weg. Eerst de violen, daarna de lagere stemmen, totdat alleen nog het gegrom van de bassen overblijft en wegsterft.
In het tweede Lento maakt Górecki gebruik van een tekst in 1944 gekrast in de muur van een Gestapo cel in de Zuid-Poolse stad Zakopane door een 18-jarige gevangene: “Oh, mamma schrei niet. De onbevlekte hemelse koningin zal mij altijd bijstaan”. Het meisje gebruikte geen wraakzuchtige taal, maar bekommert zich om haar wanhopige moeder. Dat onbaatzuchtige mededogen fascineerde de devoot katholieke Górecki. Het werd zijn tweede ‘Sorrowful Song’. Het is een krachtig monoloog van een jonge vrouw uit de Hoge Tatra, begeleid door het ingetogen spel van het orkest. De laatste woorden zijn dezelfde als het Poolse ‘Ave Maria’.
Net als in het eerste deel varieert Görecki stapsgewijs op een eenvoudig motief zonder dat je er erg in hebt dat de muziek verandert. Er zijn drie verzen. Nu richt de heilige Maria zich tot haar zoon Jezus aan het kruis: “Oh, mijn zoon, geliefd en uitverkoren. Deel je wonden met je moeder”. De muziek is ontleend aan een medio 15e-eeuws volkslied.
De symfonie werd in 1976 voltooid. In eigen land vond men de compositie direct een meesterwerk. Maar in buitenlandse kringen van de gevestigde muzikale avant-garde werd het werk alles behalve met gejuich ontvangen. Termen als ‘decadente rotzooi’ en ‘slaapverwekkend’ waren in de pers te lezen. Pierre Boulez zou na beluistering van het zoveelste A-groot akkoord luidkeels ‘Merde!’ hebben geroepen. Het leek er aanvankelijk op dat het lot van Górecki’s 3e symfonie beschoren was tot obscure filmmuziek en backgroundvulling van een serie over de Poolse solidariteitsbeweging. Classic FM zorgde eind jaren tachtig voor een revival van de belangstelling in de Westerse wereld. En toen in 1992 het communistische regime ten val kwam, groeide de appreciatie voor muziek uit Polen in het algemeen. Echt een doorbraak was de Nonesuch CD opname in 1991 door het London Sinfonietta onder leiding van David Zinman met de sopraan Dawn Upshaw. Van deze CD werden wereldwijd meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Ongekend in de klassieke muziekindustrie.
In 2017 creëerde de Canadese choreograaf een ballet op het eerste deel van de symfonie onder de titel ‘Flight Pattern’. In opdracht van het ‘Royal Opera House’ kwam in 2022 het ballet ‘Lights of Passage’ tot stand dat alle drie de delen omvat. Tijdens het laatste deel van deze ‘Symphony of Sorrowful Songs’ krijgt dit Poolse Stabat Mater een extra dramatische dimensie door de dans van Conny Janssen Danst.