Kloeckner speelt Dvořák
24 januari, 2025t/m 26 januari, 2025
Op 4 en november presenteert Conrad van Alphen Sinfonia Rotterdam met pianist Nikolai Lugansky.
De uitgebreide toelichting op de composities, geschreven door Han van Tulder, leest u hieronder.
1.Adagio maestoso – Allegro con brio, 2. Allegretto, 3. Menuet (Vivace) & Trio, 4. Presto vivace
Het jaar 1815 was voor Schubert een buitengewoon productief jaar. Hoe is het mogelijk dat der Franz naast zijn schoolmeesterschap volgens de oeuvre-verzameling van Otto Deutsch meer dan 200 werken componeerde? Hij moet bijna elk moment te baat hebben genomen om het benarde klaslokaal te ontvluchten en zich aan de muziek te wijden. 150 liederen, waaronder het schitterende ‘Erlkönig’, vloeiden dat jaar uit zijn pen. Omdat veel van zijn creaties nooit bij leven gepubliceerd werden heeft hij in ieder geval weinig tijd hoeven besteden aan het corrigeren van drukproeven. In de periode tussen mei en juni werkte hij aan zijn derde symfonie.
Helemaal los van de invloed van Haydn zijn zijn eerstelingen op het symfonische vlak nog niet. Bijvoorbeeld het eerste deel, Adagio maestoso – Allegro con brio, volgt de voorbeelden van de latere Haydn symfonieën op de voet. Plechtstatig wordt de toehoorders de gelegenheid geboden er eens rustig voor te gaan zitten. Net voor het indommelen barst het orkest los in een waar Allegro con brio. De klarinet blaast opgewekt de melodie van het hoofdthema. Juichend voegt het volle orkest met het koper zich bij de speelvreugde.
Het neventhema wordt eerst door de hobo ingeleid. Dan volgen sprankelende solo’s van de houtblazers. De hakketakkerige doorwerking is maar kort. Spoedig herkent de toehoorder de vrolijke thema’s uit de expositie. Het tweede deel, Allegretto, heeft een driedelige structuur, dat lijkt op een speels en lichtvoetig scherzo met een pastoraal trio. De klarinet is solist, de strijkers begeleiden met een vriendelijk hoempa pa. Een behoorlijk uit de kluiten gewassen Menuet heeft al weer zo’n dorps trio in de blazers. Om te smullen. Het slotdeel, Presto vivace, is een vliegensvlugge tarantella.
Frédéric Chopin (1810-1849) – Pianoconcert nr. 1 in e, opus 11
1.Allegro maestoso, 2.Romanze: Larghetto, 3. Rondo: Vivace
De eerste vier levensjaren van Frédéric Chopin, zoon van een Elzasser vader en een Poolse moeder, speelden zich af op het landgoed van de adellijke broodheer van vader. In 1814 verhuisde het gezin naar Warschau. Al ras werd de uitzonderlijke muzikale begaafdheid van het knaapje opgemerkt. De jongen ging eerst in de leer bij Adalbert Zwyny en later bij Joseph Elsner, de directeur van het Warschauer Conservatorium.
Chopin volgde aan dat instituut piano- én compositielessen. In 1829 was hij volleerd. Prompt schreef hij zijn eerste pianoconcert; niet dat in e, maar het per abuis als nummer 2 genummerde concert in f, opus 21. Kort daarop componeerde Chopin voor eigen gebruik nog een tweede concert, het later als nummer 1 gepubliceerde werk, dat vanavond wordt gespeeld. Beide in Polen ontstane concerten zijn dus vroege werken. Niet dat die constatering veel betekenis heeft. In de stijl van componeren is gedurende zijn creatieve leven weinig ontwikkeling te ontdekken. De muziek van Chopin was van meet af aan uniek en bleef uniek tot aan zijn vroege dood.
De rol van het orkest is in de beide concerten bescheiden. Critici hebben gemeend te moeten concluderen dat Chopin weliswaar prachtig voor de piano kon componeren, maar dat hij van orkestreren geen kaas had gegeten. Dat is een tweede misverstand met betrekking tot deze twee orkestwerken. Chopin heeft nimmer het oogmerk gehad om traditionele concerten à la Van Beethoven te creëren. In zijn Poolse jaren was hij uitsluitend vertrouwd met het fenomeen ‘Virtuozenconcert’, zoals bijvoorbeeld Paganini dat voor viool en orkest schreef.
In het ‘Virtuozenconcert’ is alles erop gericht om de vaardigheden van de solist te etaleren. Hij of zij staat in het middelpunt van de belangstelling. Dus geen wedijver tussen solist en orkest. Het orkest heeft slechts tot taak het optreden van de maestro in te leiden en daarna als harmonisch klankbord te fungeren. In de Poolse versie van Chopin zijn om die reden alleen strijkers voorzien. Pas later is instrumentaal vulwerk toegevoegd. U kunt vanavond zelf, na het beluisteren van deze zelden uitgevoerde oorspronkelijke versie, vaststellen aan welke uitvoeringswijze u de voorkeur geeft.
In de orkestrale inleiding van het eerste deel, Allegro maestoso risoluto, kan de toehoorder drie thema’s onderscheiden. Het eerste (hoofd)thema is een energieke en wilskrachtige melodie in driekwartsmaat. Het neventhema is elegant en lieflijk. En dan volgt nog een derde, verrukkelijk schwärmerisch thema. Wanneer de expositie van de thema’s wegsterft, is het de beurt aan de solist om met dit materiaal vrij improviserend aan de slag te gaan. De nootjes parelen, de vinger gaan vliegensvlug over de toetsen. Virtuozenwerk in sonatevorm!
Het tweede deel, Larghetto, is een nocturale romance. Chopin zou bij het schrijven van de muziek aan een dierbare plek hebben gedacht, waaraan hij heel aangename herinneringen bewaarde. Mijmer uw eigen fantasie…