Kloeckner speelt Dvořák
24 januari, 2025t/m 26 januari, 2025
Op 12, 13 en 14 mei geeft Sinfonia Rotterdam een drietal concerten. Te gast is saxofonist Asya Fateyeva. Zij brengt met zowel grote virtuositeit als bijzondere tederheid de immer terugkerende en contrasterende delen in het saxofoonconcert van de bekende Nederlandse componist Jacob ter Veldhuis ten gehore.
Onderstaand filmpje geeft een indruk van het spel van Asya. Sinfonia Rotterdam verheugt zich erop met Asya te spelen in mei 2022.
De uitgebreide toelichting op de composities, geschreven door Han van Tulder, leest u hieronder.
Maurice Ravel componeerde zijn ‘pavane (statige Spaanse hofdans) voor een overleden prinsesje’ in 1899. Hij was destijds 24 jaar jong en nog in de leer bij Gabriel Fauré. Hij bedacht de naam voor het oorspronkelijke pianowerk omdat hij de alliteratie van de twee ‘p’s zo mooi vond klinken en de titel zo goed bij het karakter van zijn creatie vond passen. Het werk is dus door Ravel nooit als muziek bij een specifieke teraardebestelling bedoeld geweest. In 1908 maakte hij een orkestratie, die de appreciatie van muziekliefhebbers voor het werk zo mogelijk nog groter maakte.
In 1910 componeerde Claude Debussy een luchthartig concert voor klarinet en orkest. Het was bedoeld als een oefenstof voor conservatoriumstudenten. Debussy vond het zelf een van de meest plezierige stukken die hij ooit had geschreven. De klarinetpartij kan worden vertolkt door een nagenoeg gelijkgestemde sopraansaxofoon. Het eendelige werk opent in een dromerige sfeer. De solist geeuwt, rekt zich uit, wrijft de slaap uit de ogen. Wanneer de musici uitgesluimerd zijn, volgt een amusant discours vol koddige toonladdertjes en frivole scherzi, uitmondend in een feestelijk ‘carpe diem’.
Het jaar daarop componeerde Debussy een soortgelijke rapsodie, ditmaal origineel voor altsaxofoon en orkest. Een rijke Amerikaanse dame was de opdrachtgeefster. De vrouw had van haar arts als remedie tegen haar toenemende doofheid het bizarre advies gekregen om een instrument te gaan bespelen. Ze koos de saxofoon en gaf verschillende componisten opdracht om stukken voor haar te schrijven. Debussy was er eigenlijk niet het figuur naar om in opdracht concerten te produceren. Met de nodige tegenzin en na forse vertraging leverde hij uiteindelijk een werkstuk af met een overwegend oriëntaals karakter. De orkestratie liet hij over aan zijn collega Jean Roger-Ducasse (1873-1954). De openingsmaten doen denken aan de ‘Prélude à l’après midi d’un faune’. Deze faune gelijkt echter meer op een verleidelijke prinses uit de sprookjesvertellingen van Sheherazade. Afwisselend bedwelmend en dan weer opzwepend brengt zij de luisteraar in vervoering.
I. Slow
II. Fast
Een compositie van Nederlandse bodem. Ter Veldhuis schrijft graag stukken die ergens over gaan. Dat blijkt ook uit zijn eigen toelichting op het Tallahatchie Concert dat in maart 2002 in première ging. Het Tallahatchie Concerto is het eerste stuk dat ik schreef na het voltooien van het oratorium Paradiso, mijn ‘magnum opus’ tot dusver. Dat is dan ook de reden dat er als het ware ‘rose schaduwen van paradijselijke oranje wolken’ hangen over het adagietto waarmee het Concerto opent. Het Tallahatchie Concerto is in feite een uitgerekt crescendo/accelerando, waarbij de saxofoon ons geleidelijk meevoert vanuit hemelse naar meer aardse sferen. (…) Alles wat ik over het werk kan zeggen is, dat de naam ‘tallahatchie’ spontaan in mij opkwam. Het woord bleek afkomstig te zijn uit een Noord-Amerikaanse Indiaanse taal, en betekent letterlijk ‘rivier van rotsen’, wat mij een toepasselijke metafoor leek voor dit concert.
Bron: donemus.nl
Han van Tulder: Ik maakte voor het eerst kennis met dit fantastische stuk op YouTube. Zeer onder indruk van de fascinerende opbouw van een dromerig/ hallucinerend eerste deel naar een uitbundige extatisch sneller tweede deel, bedacht ik hoe de flamboyante saxofoniste Asya Fateyeva er samen met Sinfonia Rotterdam een sensationele happening van zal gaan maken.
I. Allegro vivace
II. Andante cantabile
III. Allegretto
IV. Molto allegro
Terecht wordt deze symfonie beschouwd als een van de bekendste orkestwerken uit de tweede helft van de 18e eeuw.
Het hoofdthema van het eerste deel van de Jupiter bestaat uit twee elementen. Het eerste is uitgesproken mannelijk, gespierd, het tweede vrouwelijk en zachtaardig. Het neventhema is speels en dartel van aard. Het lyrische Andante cantabile met gedempte strijkers is minder uitbundig van stemming. Anders dan bij Mozart gebruikelijk is dit langzame deel niet als een lied met variaties geschreven. Dit is een serieus gestemd Andante met twee echt contrasterende thema’s: het hoofdthema lieflijk en vredig, het neventhema dramatisch en herkenbaar aan de dynamische accenten. Het parmantige Menuetto is feestelijk. De bepruikte dansers schrijden statig over de dansvloer en maken deftige reverences voor de dames. Let op de fraaie soli voor de houtblazers. Het gracieuze trio, Allegretto, is vloeiender maar niet minder voornaam dan het wat stampende Menuetto. De finale, Molto allegro, is een hoogtepunt van compositorisch vernuft. Mozart past allerhande technieken toe: imitaties, spiegelingen, vergrotingen en verkleiningen en fuga’s. De thema’s dartelen dwars over en door elkaar heen in een continue stroom aanstekelijke speelvreugde.